Herinneringen aan mijn moeder
  
 
Ank van Gulik
 

(auteur: Ank van Gulik, geboren op 31 januari 1943 in Dordrecht)
 
 
1
Lex – het oudste kleinkind van mijn moeder, zoon
van mijn broer Tom – herinnert zich haar in een
bloemetjes jurk. Ik herinner me die jurk met de
bloemen. Ze waren op de stof gespoten en voelde
aan als fluweel. Ze zag er steeds verzorgd uit, het
was een dame.
Ze was 45 jaar toen ze per ongeluk nog een kind
kreeg. Het was oorlog en hongerwinter. Dat kind
was ik.
Vele jaren later terug van een bezoek aan de
moeder van mijn eerste vriendje had ik iets
gehoord wat mij tot nadenken stemde. De moeder
van dit vriendje zei – zelfs waar het kind bij was –
vele malen: ‘hij had niet meer geboren moeten
worden’. Met innerlijke verbaasdheid van een
zestienjarige trok ik snel mijn conclusie. Bij
thuiskomst zei ik nogal plechtig:
‘mamma...’
Ze liet haar krant zakken, want mijn gespannen
toon had haar nieuwsgierigheid gewekt en ze was
vol aandacht.
‘Ik zal toch ook de bedoeling niet geweest zijn’ zei
ik nogal plompverloren. Even fronste ze haar
voorhoofd en zei kalm en vastberaden: ‘we waren
anders heel blij met je’. ‘Ja maar’ begon ik..
2
Milder en vriendelijk beëindigde het gesprek met
een lage C aan het eind: ‘we waren blij met je!’.
Op een ander moment zei ze het niet rechtstreeks
maar met een omweg vroeg ze zich af in welk
milieu ik tegenwoordig rondhing. Dit waren toch
geen opmerkingen, zulke dingen zeg je niet.
Ongewenst en afgewezen zijn geen woorden die
een jong leven een goede start geven.
 
 
Tante Cor
Ze was een zus van haar overleden man, een
schoonzus, maar dat zegt een jong kind niks. Ze
was een tante en een echte Dortse met een plat
accent. Ons speelgoedwinkeltje was altijd open dus
kwam dit kleine Van Gulik vrouwtje zo af en toe
eens aanlopen en verlangde koffie.
Met een theatraal gebaar gooide ze dan de deur
open en bleef in de opening staan. Zo maakte ze
haar entree.
Feilloos voelt een jong kind de stemming van de
moeder en ik zag langzaam de rode vlekken
verschijnen in haar nek. Tegenwoordig heet dat
stress. Stress gemengd met ergernis. Als tante Cor
dan uiteindelijk besloot terug te gaan naar haar
eigen lege eenzame bestaan begon mijn ‘arbeid’.
Ik imiteerde het platte accent. Deed de onzin
kletspraat na en dikte het aan. Eerst glimlachte
mijn moeder een beetje gegeneerd, alsof we iets
deden wat verboden was. En dan volgde een
3
schaterlach en langzaam verdwenen de rode
vlekken in haar nek. Het was ons geheim verbond.
Zelf was mijn moeder de jongste uit een gezin van
twee meisjes en ze had een sterk besef van stand.
Er waren heel duidelijk enkele zaken beneden haar
stand. In die tijd had de katholieke kerk een zwarte
lijst van boeken die ‘het gewone volk’ verboden
werd te lezen. Maar dat gold niet voor haar had ze
beslist. Ze was tactvol naar haar verzameling
bijzondere vriendinnen. ‘Tact is niet verboden’ zei
ze en met ‘de waarheid’ spreken had ze niet zoveel
op. Waarheid, wiens waarheid?
 
 
Levenslessen en het lapje.
Er kwam een vriendin langs die na het bezoek aan
de markt mijn moeder een zojuist gekocht lapje liet
zien. Ik herinner het mij nog: iets zwarts met rare
bloemen. Aan de blik van mijn moeder wist ik al
hoe laat het was. Maar ik hoorde haar vriendelijk
zeggen: ‘ach ja misschien staat het je wel goed’. De
vriendin merkte al die aarzeling niet op en stemde
in met het compliment.
Later vroeg ik haar waarom ze niet had gezegd dat
ze die rare kleuren lelijk vond.
‘Lieve meid, dit is een vriendin die ik al vele jaren
ken. Wat doet het ertoe wat ik van een lapje vindt.
4
Waarom zou ik de vriendschap in de waagschaal
stellen om haar ‘mijn waarheid’ op te dringen. Zeg
iets vriendelijks, want het is van geen enkel
belang.’ Het was een levensles bij een kopje thee.
En er waren nog meer vriendinnen. Altijd achteraf
is het jammer dat ik niet meer weet hoe ze eraan
kwam, hoe hun vriendschap was ontstaan. Maar op
een zekere dag kwam ik uit school en zat er een
uiterst chique dame met een grote zachtblauwe
hoed in dezelfde tint als jaar jurk. Ze was behangen
met goud en groette mij vriendelijk en minzaam.
Ze kwam haar hart luchten, want haar man wilde
scheiden. Dat was in die jaren niet erg gebruikelijk
en nogal een schok. Wat ik onthouden heb is dat de
vrouw wat hopeloos zei:’Corrie ik kan helemaal
niets, ik heb alleen een prachtig handschrift’. Hoe
keek ze aan tegen mijn moeder die een winkeltje
begonnen was en niet de eerste maar wel de tweede
poppendokter in Nederland was. Ik zal het nooit
weten. Ik was te jong, we scheelden teveel en ik
kon nog niet de goede vragen stellen.
 
 
Poffertjes en de tandarts.
In die fase van de geschiedenis gingen we niet met
vakantie. Thuisblijven was niets bijzonders, weinig
kinderen gingen in die periode op stap. De oorlog
was voorbij en dat leven weer ‘normaal’ werd was
al een groot geschenk. Bovendien was mijn drukke
moeder bezig in de winkel of herstelde poppen.
Maar er was één uitstapje waar ze altijd met mij
5
meeging: de tandarts. En het leukste was dat we
daarna altijd, echt altijd poffertjes gingen eten bij
Visser in de Wijnstraat. Van dat bezoek aan de
tandarts herinner ik me niets meer, wel herinner ik
me de poffertjes. Ze genoot er net zo van als ik.
Vele jaren later ben ik met Frans en Leo weer eens
terug geweest naar Visser in de Wijnstraat. De
oudere eigenaar herinnerde zich de
speelgoedwinkel. Het werd een leuk gesprek vol
nostalgie.
**