Mijn tijd als kind in de oorlogsjaren.

 

Het volgende verhaal is hoofdzakelijk geschreven voor jeugdige lezers, die tot mijn vreugde, interesse hebben voor hetgeen is gebeurd in een voor hen heel ver verleden.

Het gaat over de motieven en gevolgen van de tweede wereldoorlog in de jaren 1940 tot 1945. Het is een verslag zoals ik het heb gezien met mijn kinderogen, geschreven in dito taal, aangevuld met feiten die ik pas in latere jaren, beter ben gaan begrijpen. Het verhaal is dus lang niet volledig, maar het geeft een beeld van hetgeen ik in die jaren heb beleefd. Ik dit heb opgeschreven voor een schoolproject, voor mijn kleinkinderen: het is echter voor volwassenen ook goed leesbaar.

 

 

Het verhaal is geschreven naar aanleiding van een project op de school van mijn kleinkinderen. Het project

betrof oorlog en bezetting; en het verzoek aan ouders en grootouders om ook hún eigen ervaringen op te schrijven.

In taal en toon is dus rekening gehouden met de doelgroep.

 

 

 

(auteur: Leo van Gulik, geboren op 14 december 1933 in Dordrecht)

 

1. Eind jaren dertig

 

De jaren voor de oorlog begon, in mei 1940, waren voor mij gewone jaren zoals bijna ieder kind die beleeft. Het waren gelukkige jaren waarin ik vooral de bewaarschool, zoals dat toen werd genoemd, nog herinner als een leuke tijd. Er waren enkel zusters (nonnen) met grote zwarte kappen op hun hoofd en lange jurken. De zusters waren meestal lief maar soms ook streng.

We waren vaak met ons klasje, ik denk zo ongeveer vijftien kleuters, in een grote zandbak die iets had van een kooi in een dierentuin. Er was een gaaswand omheen en er werden veel zandtaartjes gebakken. Ook zie ik nog zo voor me een zuster met een grote jute zak op haar rug de klas binnenkomen. Er bleek boetseerklei in te zitten en ieder kind kreeg een klont klei op z'n tafeltje, nadat we allemaal een schortje hadden aangekregen. Meestal werd ik naar die bewaarschool gebracht door mijn oudste zus Gusta.

We woonden toen in Dordrecht aan het Kromhout, boven een café. Het was een ruime bovenwoning, maar dat moest ook wel want we waren met zeven kinderen, later zou er nog een zusje bijkomen en waren toen dus met acht kinderen. Om allemaal aan tafel te kunnen zitten had opa Reider (de vader van mijn moeder) een lange tafel en twee banken getimmerd waarop we met z'n achten konden zitten. Mijn vader en moeder zaten dan aan een andere tafel die tegen de kopkant van die lange tafel was aangeschoven. Deze laatste tafel hebben we nog bewaard en staat nog steeds bij ons in huis. (Nu dus bijna 90 jaar oud). Waar ik als kind niet zoveel van merkte heb ik later wel begrepen, dat we niet veel geld hadden omdat mijn vader, net als vele anderen lange tijd geen werk had. Later heeft hij wel weer werk gevonden en heeft altijd heel hard gewerkt voor zijn gezin. Hij was boekhouder en was lange tijd DE boekhouder van een warenhuis in Dordrecht.

Het was vooral in mijn eerste levensjaren een tijd van crisis en veel armoede. Bij ons viel dit gelukkig nog wel mee, maar rijk waren we zeker niet.

De laatste jaren voor de oorlog tot aan m'n zevende jaar dus heb ik niet veel meegekregen van de dreiging die in de lucht hing. En toch voel je als kind dat je ouders en je grote broers zorgen hadden over iets, wat zeker niet leuk was. Zelf was ik natuurlijk meer bezig met voor het eerst naar de grote school. Dat was in september 1939, dus net 8 maanden voor het begin van de oorlog op tien mei 1940.

 

 

2. De eerste jaren van de oorlog

 

We werden wakker van veel vliegtuigen in de lucht. Het was een prachtig gezicht en iedereen bij ons in de straat kwam naar buiten om dit niet eerder vertoonde schouwspel. We hoorden de mensen praten zo van :zou het dan dus toch al begonnen zijn. Ja, zei een ander, maar wij zijn neutraal, dat is afgesproken. Allemaal gesprekken waar ik toen niets van begreep.

Later wist ik dat inderdaad de nieuwe regering van Duitsland onze regering had ingelicht over mogelijke oorlogsdreiging, maar Nederland, zo werd gezegd zou neutraal blijven. Neutraal wil zeggen dat je bij een ruzie of zoiets je nergens mee zal bemoeien en dat je zelf ook niet wordt aangevallen. Van dit laatste is niets terechtgekomen want de Nederlandse soldaten die de Duitsers wilden tegenhouden werden onder de voet gelopen en er sneuvelden in de eerste meidagen al veel Nederlandse soldaten. Bijvoorbeeld op de Grebbeberg, waar nu nog elk jaar de herdenking plaatsvindt. Lang heeft dit verzet van ons Nederlandse leger niet geduurd en al snel was Nederland bezet door het grote Duitse leger.

Voor ons betekende het, dat scholen en andere grote gebouwen werden gevorderd voor het onderbrengen van Duitse soldaten en hogere legerleiding. We hoorden alles in het Duits. Het was niet het leger maar de Wehrmacht die door de straten marcheerden. Er werd ook vaak door hun gezongen.

Die eerste dagen verliepen nog tamelijk rustig, totdat we werden opgeschrikt door het bericht dat Rotterdam was gebombardeerd. Rotterdam was als speerpunt gekozen om te voorkomen dat Engeland ons snel te hulp zou komen. Als eerste was het toenmalige vliegveld Waalhaven gebombardeerd om tegenstand te ondermijnen. Toch zijn door Nederland toen een aantal Duitse vliegtuigen neergehaald. Heel snel daarna stelde Duitsland een ultimatum (dat is een tijdstip waarop Rotterdam zich zou moeten overgeven) anders zou men met bombarderen van de Rotterdamse binnenstad beginnen. De vliegtuigen waren al in de lucht toen Duitsers met witte vlaggen deze brief kwamen overhandigen. Er zouden vuurpijlen door Rotterdam worden afgeschoten om de overgave te bevestigen en dan zou er niet worden gebombardeerd. Dit is echter niet afgewacht en Rotterdam werd met brandbommen platgegooid. Dus niks neutraal blijven. Nogmaals van deze toedracht wist ik niets toen dit gebeurde, maar dat het ernst was begreep ik wel.

Ook Dordrecht waar we woonden heeft een paar maal kleine bombardementen meegemaakt. Deze waren echter door de Engelsen uitgevoerd om de Duitsers uit het naburige park te verdrijven, waar ze een hoofdkwartier hadden. Wij kregen dan altijd eerst het enorme geloei van sirenes te horen en gingen dan met iedereen van ons gezin ( die thuis was) in de kelder onder het café zitten en we waren altijd angstig weet ik nog wel en het rook er muf.

 

 

3. De razzia in november 1944

 

In dit verhaal staan alle gebeurtenissen die ik als kind heb meegemaakt niet in chronolologische volgorde, (dus niet precies in volgorde wat er eerst en later is gebeurd) omdat alleen de ergste feiten die het meeste indruk op mij hebben gemaakt beter door mij zijn onthouden. Zo weet ik nog alsof het gisteren is gebeurd de razzia van 1944 (later opgezocht wanneer)

Een razzia betekent een door de overheid of leger (in dit geval het Duitse leger) georganiseerde opsporing en jacht op een groep mensen. De groep mensen was alle mannen tussen de 18 en 40 tot 50 ? jaar die uit de huizen werden gesleurd, vaak met het geweer achter hun rug, die vervolgens hardhandig in vrachtwagens werden gezet om afgevoerd te worden naar Duitsland. De bedoeling was dat deze mensen in Duitse fabrieken gingen werken om allerlei dingen te maken die nodig waren voor de oorlog, zoals bijvoorbeeld wapens.

De mensen werden daar ondergebracht in kampen. En dit had niets van een vakantiekamp, maar waren simpele barakken (houten schuren ), om in te slapen dit was voor hun zeker geen pretje en ze wisten ook niet voor hoelang ze daar moesten blijven. De mensen die bezwaar maakten of anti-Duitse opmerkingen maakten werden gestraft of overgeplaatst naar een ander kamp. Dit was dan meestal een concentratiekamp waar veel zwaarder werk moest worden gedaan, zoals het graven van sloten of ander zwaar grondwerk, waarbij met het geweer bewapende bewakers toezicht hielden. Het verstandigste was dus om zonder veel te zeggen het opgedragen werk uit te voeren om zodoende de meeste kans te maken om ooit nog naar huis te kunnen terugkeren. Ook van het laatst wat hier is beschreven had ik op mijn leeftijd van bijna elf jaar nog geen echte notie.

Wat ik zoals gezegd wel gezien heb is het op onmenselijke manier afvoeren van onschuldige burgers die meestal in kleine huisjes geen mogelijkheid hadden om zich te verstoppen of te vluchten. Dat er ook in Dordrecht een mogelijke razzia, zoals eerder in andere plaatsen al had plaatsgevonden zou komen, was wel bekend. Zelf was ik één van de vijf "mannen" maar nog onder de maat. Mijn broers Frans en Steef waren echter 17 en 19 jaar en waren daarom zeker in de gezochte leeftijd (men keek niet op een jaartje) Mijn broer Herman, die 18 was, was tijdelijk, tijdens zijn studie voor priester, in een klooster in Limburg om "gezondheidsredenen".

Mijn broer Tom was op het moment dat twee Duitse soldaten bij ons de trap op kwamen niet thuis. Ik was met mijn moeder in de smalle zijkamer van de woning boven het café, toen ze met hun harde soldatenlaarzen binnenliepen. Ze keken de kamer rond en zagen dus alleen mij en mijn moeder. De ene riep tegen mijn moeder: Haben sie noch mehr Sohnen ? Ja, zei mijn moeder nog ein in het klooster.

Ver voor dat deze mensen binnen kwamen en omdat we al van het gevaar wisten hadden mijn broers samen met mijn vader al gezocht naar een mogelijke schuilplaats in het huis. Iemand kwam op het idee dat er een ruimte moest zijn boven een ingebouwde kast en onder de planken vloer van boven. Er werden dus boven vloerplanken losgehaald en de ruimte boven het plafond van de kast werd geschikt gemaakt om daar met twee personen weg te kruipen. Toen het gevaar er aan kwam, zoals we zagen bij woningen in zijstraten aan de overkant zijn mijn twee broers voorzien van enig proviand en een po om een nodige plas in te doen in hun schuilplaats gekropen. Iemand (ik weet niet meer wie, misschien was Tom -14 jr. - toch thuis) heeft de planken teruggeschoven en een kleed erover gelegd. Toen we dachten dat de twee Duitsers naar boven zouden gaan om het verdere huis te controleren gingen ze tot onze grote opluchting terug naar beneden en werden onze broers dus bespaard van het afvoeren naar Duitsland. Dit was een enorme opluchting die ik op mijn leeftijd heel goed begreep. Het grappige van dit verhaal achteraf was, dat de po vol met een plas was omgestoten en langs de muren en de kleding liep, iets wat niet zo fris rook. Maar dit werd helemaal niet erg gevonden.

 

 

4. Bommen op het Merwesteinpark

 

Ongeveer in dezelfde periode als die van de razzia was er 's middags luchtalarm. Dit gebeurde wel vaker, zodat we er enigszins aan waren gewend. We hoorden dan het lawaai van de sirenes, waarvan er één recht aan de overkant op het dak stond van een gemeentegebouw. Kort hierop volgde dan meestal het zware geluid van bommenwerpers. Dit konden zowel Duitse als geallieerde (de landen die ons kwamen helpen) vliegtuigen zijn. Het waren in dit geval Engelsen, die als doel hadden het hoofdkwartier van het 15e Duitse leger. Er waren bunkers, (betonnen gebouwen met muren van soms wel een halve of een hele meter dik) door de Duitsers gebouwd. Maar die werden niet altijd door de Duitsers gebruikt.

Het park was bij ons heel dichtbij en we waren zodra we hoorden dat er bommen vielen, direct en zo snel mogelijk naar die kelder gevlucht, waarvan ik al vertelde. (onder het café, waar het naar bier stonk). Ikzelf was daar toen niet bij omdat ik een straat verder op school zat. Dit was een tijdelijke school omdat onze eigen school bezet was door de Duitsers Recht tegenover deze tijdelijke school (een kantine) was toen wel een bom ingeslagen die eigenlijk bedoeld was voor de Duitse bunkers in het park. We moesten toen van de meester allemaal onder de banken kruipen omdat er geen tijd meer was om ergens anders heen te vluchten. Toen het bombardement was afgelopen, nadat de sirenes het teken "veilig" hadden gegeven mochten we naar huis. Onderweg zagen we de puinhoop van de ingeslagen bom aan de overkant. Die plek kan ik zo nog aanwijzen. Toen ik thuis kwam stonden mijn moeder met mijn kleine zusje Ank op d'r arm en mijn oudere zus Julia beneden in de deur. Waarschijnlijk te wachten op mijn thuiskomst en ook van de anderen die niet thuis waren. Wie wel en niet thuis was weet ik niet meer precies. Wat ik nog zo voor me zie is mijn zus in tranen met haar bril in de handen die ze van de zenuwen in twee stukken had gebroken. Het viel me op dat onze kleine Ank (toen bijna twee jaar) niet eens huilde en het toen gelukkig vrij rustig heeft ondergaan. Er zijn toen bij dit bombardement 69 Dordtenaren omgekomen, waaronder 8 kinderen. Dit was ook door een verdwaalde bom, dichtbij het park maar precies op een zogenaamde buitenschool. Het hoofdkwartier was wel geheel verwoest, dus in dat opzicht was de actie geslaagd, maar dan ten koste van vele onschuldige mensen.

Dit is juist het erge wat er in een oorlog gebeurt. Verder is er in Dordrecht nooit meer een bombardement geweest maar er was wel meer angst ontstaan als weer het luchtalarm afging en we weer moesten schuilen. Ook waren er in de stad op pleinen en open plekken schuilkelders gebouwd. Dit waren een soort dijken met straatkeien bekleed die gedeeltelijk boven en gedeeltelijk onder de grond waren gemaakt. Er was een kleine toegangsdeur en binnen waren er aan beide kanten houten banken, op weg naar school werd er door ons ook in gespeeld. Wat ik me ook nog herinner is dat we 's nachts een keer zijn gevlucht naar tante Pieta (een zus van mijn vader) Ze woonde op de Dubbeldamseweg en ze hadden een groot huis. Maar waarom we daar dachten veiliger te zijn is me nooit duidelijk geworden.

 

 

5. Café van Bracht en de Duitsers

 

Het huis waar we woonden heeft ons in de oorlog zowel goede maar ook grappige situaties gebracht. De goede waren natuurlijk dat we een eigen schuilplaats hebben gevonden om te voorkomen dat Steef en Frans zijn weggevoerd. Heel vreemd was overigens dat mijn beide broers zich na enkele dagen zonder probleem weer op straat konden begeven zonder door Duitsers te worden aangesproken. Wellicht waren het toch speciale eenheden die met de razzia waren belast.

Ook dat we vrij mochten beschikken over de kelder als er weer een luchtalarm was. Vaak was het heel kort omdat er alleen vliegtuigen overkwamen. En dan was het niet meer nodig om in de kelder te kruipen. Goof van Bracht was de baas van het café en tevens onze huisbaas. Ik mocht iedere week vijf gulden huur beneden gaan betalen en misschien is het wel de bierlucht op vroege leeftijd die er voor hebben gezorgd dat ik het bier nog steeds niet vies vind. Er werden door de mannen op de barkrukken aan de toog altijd wel opmerkingen in mijn richting gemaakt, zo van, komt je zus ook nog, of zoiets.

Goof van Bracht, zoals mijn vader hem noemde was een hele nette cafébaas want hij zij tegen een klant die naar zijn idee al genoeg op had: ga maar naar huis, je krijgt niet meer. Dat heb ik later geen enkele kroegbaas ooit nog horen zeggen. Ook het geluid van de biljartballen vond ik wel iets hebben.

In het café kwamen natuurlijk ook Duitse soldaten. Nu was de situatie zo dat er voor het café en de bovenwoning, waar wij woonden maar één gezamenlijke voordeur was die uitkwam in een kleine hal van waaruit linksaf de toegangsdeur naar het café en rechtdoor de deur waarachter zich direct de trap omhoog naar onze woning bevond (en nog is).

Duitse soldaten met dorst liepen soms wel eens rechtdoor en stonden dan tot onze verbazing plotseling in onze huiskamer. Ze werden dan keurig naar beneden verwezen en er was geen probleem. Ook is dit een keer gebeurd in een periode waarin we op bevel waren afgesloten van elektriciteit. Dit was een maatregel om te voorkomen dat er licht uit de huizen naar buiten kwam om de geallieerde vliegtuigen te misleiden. Toen deze moffen (zoals ze door iedere Nederlander stiekem werden genoemd) in onze volop verlichte kamer stonden hadden ze dit in het geheel niet in de gaten, of ze hebben er bewust niet op gereageerd.

Een feit was wel dat wij ons kapot schrokken en dachten: O jee, nu gaat het fout, maar het bier was kennelijk belangrijker en we kwamen weer heel goed weg. Er werden mensen voor minder gestraft of nog erger.

 

 

6. Het leven ging door, ook tijdens de bezetting

 

Er ontstond een zekere gewenning. We leefden verder en we maakten er het beste van. Mijn vader was druk bezig om voor zijn gezin te zorgen. Hij was vaak ziek, maar hij lag dan niet op bed. Daar had hij geen tijd voor. Wel herinner ik me langdurige hoestbuien en benauwdheid. Hij had astma en de spanningen die iedere dag in de lucht hingen deden hem geen goed. Hij was heel vaak niet thuis. Hij was boekhouder en hij was na een goede baan, als hoofdboekhouder bij een warenhuis op een gemene manier ontslagen. Wat ik er jaren later van heb gehoord was niet fraai van zijn werkgever(s). Hij werd namelijk van diefstal beschuldigd, terwijl de heren zelf geld uit de zakenkas namen en dit voor elkaar probeerden te verzwijgen. Mijn vader heeft hier, zeker mentaal, maar ook financieel enorm onder geleden. Ik was erbij toen hij er zelfs op zijn sterfbed in 1946 nog over sprak en zijn werkgever die hem had bedrogen vergiffenis schonk voor hij stierf. Hij ging na deze voor hem zeer onterende zaak met volle overgave door en hij ging er op uit om bij diverse bekenden en onbekende mensen met een winkel of een klein bedrijfje te vragen om hun boekhouding te mogen doen.

Daar hij vele vrienden en relaties had maar ook een goede tong bezat zoals bij de van Gulikken niet vreemd, lukte hem dit wonderwel.

Zelf herinner ik me goed dat ik brieven mocht bezorgen bij een winkel in de museumstraat in het stek en op nog meer plaatsen en bedrijfjes waarvoor hij de boeken bijhield. De brieven waren waarschijnlijk de rekeningen voor zijn werk en ik ging niet op de fiets, want die luxe hadden we niet maar ik ging dan met de hoepel. Nu iets onwaarschijnlijks maar in die jaren heel gewoon voor een manneke van rond de tien.

Het was ook in deze tijd dat mijn vader werd aangehouden door een Duitse soldaat die hem om zijn AUSWEIS vroeg. Dit was een identiteitsbewijs dat iedereen verplicht bij zich moest hebben. Hierop stond ook altijd vermeld of iemand een jood was. Nu had mijn vader wel iets van het uiterlijk van een jood, maar hij was het niet. Hoewel iedereen de Duitsers moffen noemde mochten wij dat van papa beslist niet. Hij bleef altijd beleefd. Zo vroeg hij toen ook beleefd aan de soldaat, terwijl hij naar z'n papieren zocht, om even zijn tas vast te houden, waarin loodzware boeken van diverse klanten zaten. De Duitser ging bijna door z'n rug en was verbaasd dat zo'n klein mannetje als mijn vader was zo'n zware tas meedroeg.

Dit soort zaken overkwam hem geregeld en hij kon dit altijd aan tafel op een komische manier vertellen. Gelukkig waren niet alle dagen vol spanning. We gingen naar school. Twee van mijn broers Herman en Tom gingen naar het seminarie in Bergen op Zoom om voor priester te leren. Ook dit was in die jaren vrij normaal omdat in veel katholieke gezinnen jongens voor zo'n opleiding gingen en wellicht aangemoedigd door de toenmalige geestelijkheid die in katholieke kringen in hoog aanzien stond.

Bekend is nog dat mijn ouders dan moesten zorgen voor een uitgebreide uitzet, waarbij alle kledingstukken ook nog moesten worden voorzien van ingenaaide nummermerkjes. Dit was dus niet alleen een financiële belasting maar gaf ook het nodige werk. Intussen waren twee andere broers, Steef en Frans, begonnen om wat geld te verdienen met een baantje, wat overigens moeilijk te vinden was.

Een voorval dat ik me nog goed herinner, betrof m'n broer Tom. Hij liep op een dag langs het gebouw van het Leger des Heils in het Kromhout, onze straat dus, dat ook vol zat met Duitsers en waar meestal een soldaat buiten op wacht stond. Toen hij passeerde sprak de mof hem aan en wees op zijn broekriem. Eerst begreep Tom het niet, maar toen wees de soldaat hem op de franse lelie die de gesp was van de riem. Dit was kennelijk niet toegestaan, Tom moest terplekke z'n riem uit z'n broek halen en ik zie hem nog terug naar huis lopen terwijl hij z'n broek omhoog moest houden.

 

 

7. Onze verboden radio en verlichting

 

Hoe lang de periode is geweest dat we waren afgesloten van elektriciteit, weet ik niet meer. Maar ik weet nog wel dat Frans er voor zorgde dat we niet lang in het donker zaten. Hij had namelijk samen met een zekere Koos bedacht dat het mogelijk was het zegel van het kastje waarin de zekering door het GEB was verwijderd te openen en weer te sluiten nadat er andere zekering en een omleidingskabeltje was aangebracht. Hierdoor bleef de meter stilstaan en was er minder kans op ontdekking. Daarom waren m'n ouders en misschien ook Frans best geschrokken toen op die avond twee Duitsers in de vol verlichte huiskamer stonden.

We zijn dus diverse keren heel goed weggekomen.

Ook de radio waarmee geluisterd werd naar radio Oranje, was een schepping van onze radioamateur Frans. Radio Oranje was een Engelse zender die meestal gecodeerde berichten naar Nederland zond. Ook de BBC werd beluisterd met het toestel, dat door Frans zelf onlangs als volgt is omschreven :

(alleen voor de techneuten onder U)  ...er was een grote antenne op het dak nodig, we werkten met een 4 volt accu en een plaatstroomapparaat. Vier volt voor de gloeidraad van de triodebuis en het plaatstroomapparaat voor de voeding van de plaatspanning. Toen de stroom werd uitgeschakeld heb ik (Frans) de 200 volt plaatspanning vervangen door 6 volt van een accu. Dit lukte, maar was veel zachter, maar met een koptelefoon ging dit goed. Ik heb toen kunnen luisteren tot bijna de bevrijding. De laatste dag waarbij de berichten waren over de capitulatie van Duitsland heb ik niet kunnen horen omdat toen de accu leeg was.

Om te zorgen dat onze illegale verlichting niet naar buiten kon lekken en ik denk ook wel ver voor de stroomafsluiting hadden mijn broers (of een van papa's vele vrienden of kennissen) ruw houten raamweken gemaakt die waren bespannen met matzwart papier. Voor ieder raam was er één en precies op maat voor dat raam. Omdat we toch een vrij grote hoekwoning hadden was dit op zich al geen kleinigheid. Het hoorde tot mijn taak om elke avond te verduisteren. Dit betekende dus de verduisteringsschermen in de ramen plaatsen en met een simpele dwarslat te vergrendelen. Als ik dit bereken was ik toen tien jaar.

In die jaren was het heel normaal dat een kind van die leeftijd taken verrichtte van een volwassen kerel, maar aan de andere kant was ik nog zo groen als gras. Ik had namelijk nooit ontdekt en het was mij ook niet verteld dat er een nieuw kindje bij mijn moeder zat aan te komen. Een half jaar eerder was ik dan ook compleet verrast toen Herman me boven in bed kwam vertellen dat ik een nieuw zusje had en dat ze Ank was genoemd.

 

 

8. Berichten vanuit Duitsland en over Hitler

 

Voor mij als kind en aankomend puber werden vrijwel zeker de ernstige dingen die zich buiten ons gezin en buiten Dordrecht afspeelden zo veel mogelijk verzwegen. Evengoed drong toch vaak de ernst van de situatie tot me door. Zeker door de verhalen waarmee mijn vader vaak thuiskwam. Ik hoorde dan verhalen over de op gang gekomen jodenvervolging en soms ook over de NSB. Deze laatste organisatie van Nederlanders waren het kennelijk eens met de mening van Hitler die zo later bleek er op uit was om dit hele jodenvolk uit Europa te vernietigen (Ausradieren was de term).

Ook hoorde ik hem soms vertellen dat één of meer mensen zouden worden geëxecuteerd omdat ze iets hadden gedaan wat door de Duitsers moest worden gestraft. Zo'n straf was dan de kogel, zo'n executie werd dan meestal in de vroege ochtenduren uitgevoerd. Als kind werden deze verhalen als zeer gruwelijk ervaren. Meestal was het dan het gevolg van verraderswerk van de NSB. Nadat Hitler in 1933 (mijn geboortejaar) aan de macht kwam had hij al veel ideeën in z'n hoofd. Dit waren geen fraaie plannen, zoals hierboven al is vermeld. Hitler die vier jaar ouder was dan mijn vader kon zijn ideeën op een zeer geraffineerde manier aan zijn toehoorders in Duitsland verkondigen.

Het was een periode van enorme werkloosheid en daardoor ook van grote armoede. Ook in Duitsland was dit het geval. Hij maakte met zijn vele redevoeringen die hij op veel plaatsen hield voor een klein en later voor een veel groter publiek de mensen wijs dat hij voor een betere wereld zou gaan zorgen. Er zou voor iedereen werk zijn en hij beloofde zelfs dat alle Duitsers in een auto zouden kunnen rijden. Men zegt dat dit ook de oorsprong is geweest van de volkswagen. Ook in Nederland was men kort voor en in het begin van de oorlog niet doof voor deze beloften en men dacht ook vaak van: slechter kan het bijna niet worden ... en er staat nu eindelijk iemand op met goede ideeën.

Later bleek dat dit door hem alleen werd nagestreefd ten koste van zeer vele mensenlevens. Door overal mensen vandaan te laten halen, die later als dwangarbeider werden ingezet zijn veel grote werken tot stand gekomen. Zo is in die tijd een begin gemaakt met het snelwegennet in Duitsland waarvan nu nog gebruik wordt gemaakt. Ook stelde hij, om langer te kunnen laten werken per dag, de zomertijd in. Een systeem wat we nu ook nog kennen. We kunnen dus niet zeggen dat het alleen slechte dingen waren die hij deed, maar het was wel allemaal met het doel wat hem voor ogen stond. Ook was hij in staat om een aantal hoge officieren om zich heen te verzamelen, die wel degelijk geweten hebben waar hij mee bezig was.

 

 

9. Marcheren van zingende Duitse soldaten

 

Soms heb ik me wel eens afgevraagd, jaren na de oorlog natuurlijk: Als ik nu eens zelf in Duitsland geboren was en ik was ook onder de indruk geraakt van die mooie praatjes van Hitler. En dit geld natuurlijk meer voor mijn ouders, want kinderen vinden alles goed wat de ouders doen. Ik had dan als kind bij de HITLERJUGEND gekomen. Dit was ingesteld om op een manier die je kan vergelijken met de verkennerij, de jeugd al rijp te maken voor de oorlog. Wat ik wil zeggen is dat zeker niet alle Duitse soldaten slecht waren en andere mensen en vooral kinderen iets wilden aandoen. Maar het afschuwelijke systeem in een oorlog is dat je door de wel slechte leiding in zo'n leger wordt gedwongen om opdrachten uit te voeren. En als je dat niet doet dan ben je een deserteur (dat is iemand die weigert om bevelen op te volgen) en die riskeert in de oorlog de doodstraf. Zo streng gaat dat. Er waren ongetwijfeld heel veel Duitse soldaten die ook veel liever bij hun eigen vrouw en kinderen thuis waren gebleven, maar die gedwongen waren om mee te vechten in die waanzinnig opgezette oorlog.

Als we in aanraking kwamen met een Duitser of we werden aangesproken hadden we meestal vrij snel door of dit een redelijk mens was of iemand die al zo fanatiek was geworden en tot veel in staat was. De meeste waren vooraf al getraind net als honden voor een vechtsport, alleen laat niet iedereen zich ongewild veranderen terwijl anderen juist plezier hadden om anderen te vernederen en te kwetsen. Het was dus altijd oppassen. Er waren ook rustige perioden waar we de Duitsers zo af en toe door de straten zagen marcheren en het viel op dat ze daarbij vaak mooie liederen zongen. Dit had natuurlijk ook een bedoeling. Het was om het leger goed gehumeurd te houden en ons Nederlanders de indruk te geven van we winnen uiteindelijk toch wel. Ze zongen dan bijvoorbeeld : "Wier gehn Fahren gegen Engeland" of dergelijke liederen, maar het klonk best mooi.

Voor kinderen waren heel veel Duitse soldaten vaak bijzonder lief. Zo mocht een meisje van amper zes jaar in Zwijndrecht bij de soldaten in hun barakken boterhammen met roomboter komen eten, omdat ze honger had. Deze soldaten dachten ongetwijfeld daarbij aan hun eigen kinderen thuis. Dit vertel ik natuurlijk omdat ik 14 jaar na de oorlog met dit meisje ben getrouwd en bij onze kleinkinderen beter bekend is als oma Corrie. Die zelfde kleinkinderen worden nu op school verteld over deze oorlog en horen van de juf of de meneer verhalen, die ze zelf ook niet hebben meegemaakt. Wel zijn er nog een aantal opa's en oma's die dit wel als kind hebben meegemaakt. En zo'n opa is de schrijver van dit verhaal.

 

 

10. De plannen van Hitler

 

Zoals gezegd had Hitler grootse plannen, die hij al bedacht en in zijn hoofd vorm kregen toen hij nog studeerde in Oostenrijk. Hij brak echter de school voortijdig af en wilde kunstschilder worden. Hij werd echter in Wenen niet toegelaten op de academie en probeerde toen nog opgeleid te worden voor architect. Ook dit mislukte omdat hij niet voldoende vooropleiding had. Ook bracht hij zijn tijd veel door in bepaalde volkskoffiehuizen, waar hij al vele gesprekken had met mensen en zocht steun voor zijn uitzonderlijke standpunten. Deze steun vond hij steeds vaker en hij verzamelde zijn eerste aanhangers al.

Na zijn vaders dood kreeg hij geld van zijn moeder en later van zijn tante. Dit werd door hem nog aangevuld met het maken van prentbriefkaarten. In 1913 ging hij naar München nadat hij in Oostenrijk was afgekeurd om dienst te nemen in het leger. In Duitsland werd hij wel in het leger aangenomen en hij vocht mee in de 1e wereldoorlog. Hij haalde nog onderscheidingen. Hij was korte tijd blind door een gasaanval. Uiteindelijk werd deze oorlog door Duitsland verloren en er ontstonden als gevolg hiervan rellen en straatgevechten in Duitsland. De Duitse Keizer werd afgezet en er ontstond de z. g. Weimarrepubliek.

Door deze oorlog was Duitsland ongeveer 15 procent van zijn grondgebied kwijtgeraakt. Dit was na de overgave van Duitsland in het verdrag van Versaille bepaald en Duitsland heeft dit verdrag met tegenzin moeten ondertekenen. Er ontstond onder de bevolking enorme onrust. Door de grote werkeloosheid werden de mensen arm en de prijzen stegen gigantisch.

Hitler gaf van dit alles de joden de schuld. Zij waren volgens hem de uitbaters van de gewone man en schuldig aan de Duitse nederlaag. In al zijn redevoeringen, die hij hield in zalen en op pleinen, herhaalde hij steeds deze beweringen. Net zólang tot vele mensen dit ook gingen geloven. Het volk was het, onder invloed van deze woorden en door de slechte tijd, steeds vaker met hem eens en zo kreeg Hitler draagvlak voor zijn handelen en kreeg ook bij velen een enorm aanzien. Hitler werd "vereerd" en de mensen lieten dit graag blijken door hun arm op te steken en te groeten: Heil Hitler.

 

 

11. De jodenvervolging

 

De Weimarrepubliek heeft niet lang bestaan en de partij waar Hitler nu aan het hoofd stond had bijna een meerderheid. Door enkele slimmigheidjes heeft hij toen kans gezien ander partijen uit te schakelen en werd zodoende in 1933 door von Hindenburg benoemd tot Reichskanselier in Duitsland. Omdat later zijn partij wel de meerderheid had kon hij als dictator doen wat hij wilde en hij verzamelde aanhangers om zich heen waar hij al zijn gruwelijke plannen mee maakte. Hij maakte een nieuwe wet waarin het trouwen van joden met mensen met "Duits" bloed verboden werd.

De joden kregen ook geen overheidsbanen meer. Nadat Hitler met zijn medewerkers, zoals Eigman en Göring en nog meer van deze slechte personen zijn plannen ontvouwde om alle joden, maar ook homofielen, zigeuners en gehandicapten te willen vernietigen, gebeurde er in Frankrijk iets onverwachts.

Een joodse Franse jongen had een aanslag gepleegd op een Duitse ambassadeur. Dit voorval greep Hitler aan om tegen de joden op grote schaal op te treden. In 1938 was de zogenaamde Kristalnacht. Zo genoemd, omdat in veel grote plaatsen in Duitsland de winkelruiten van joden werden ingegooid. Bij deze gelegenheid werden ook circa 26.000 joden in concentratiekampen gezet, die vooraf door dwangarbeiders waren opgebouwd. Veel joden probeerden naar het buitenland te vluchten, maar vaak werden ze weer teruggestuurd naar hun vaderland.

De werkeloosheid die aanvankelijk zes miljoen mensen bedroeg kon hij in korte tijd terugbrengen naar zo'n anderhalf miljoen. Hij deed dit door enorme projecten te organiseren, zoals het aanleggen van wegen, maken van wapens maar ook het bouwen van de vernietigingskampen. De werkelijke bestemming werd voor de bouwers natuurlijk geheim gehouden. Door deze gunstige ontwikkeling van de werkloosheid gingen de mensen steeds meer denken dat Hitler het goed deed en kreeg hij meer en meer aanhang. Dat hij dit echter bereikte door zijn gruwelijke daden was lang niet bij iedereen bekend.

En velen waren daarbij angstig om ook naar zo'n kamp te moeten als bleek dat je het niet eens was met Hitler's beleid. Met zijn generaals besprak hij dat niet alleen het veroveren van het in de eerste wereldoorlog kwijtgeraakte gebied maar zeker nog meer landen de oplossing was van de economische crisis. Hij noemde dit de nodige "lebensraum".

Hij wilde heel Europa inpalmen en zomogelijk noch meer.

Des te meer nu dit door de oprukkende geallieerde troepen vanuit Polen, Engeland, Frankrijk en later Canada en Amerika onmogelijk bleek, des te meer bleef Hitler er zeker van dat hij zijn doel zou bereiken. Hij kon dan ook als een waanzinnige te keer gaan tegen zijn generaals, die hem vertelden dat bepaalde acties zinloos waren geworden.

 

12. De hongerwinter van 1944-1945

 

In september 1944 was er vanuit onze eigen regering, die naar Engeland waren gevlucht, het bevel aan de Nederlandse Spoorwegen om te staken.

De aanleiding hiertoe was om het de Duitsers onmogelijk te maken onze spoorwegen te gebruiken voor vervoer van hun legertroepen en voor deportatie van onder meer de joden naar de concentratiekampen. Helaas waren de meeste deportaties al gedaan en bovendien gebruikten de Duitsers hun eigen spoormaterieel op onze rails. Het grote nadeel van deze spoorwegstaking was dat ook het voedseltransport, (voor zover aanwezig) tot stilstand kwam en ook het transport van kolen uit de Limburgse mijnen kwam geheel stil te liggen. Het transport over water was door de Duitsers verboden. Hierdoor ontstond dus een groot tekort aan voedsel en brandstof. Het was bovendien een bijzonder koude winter.

In deze periode was het zuiden van Nederland, Noord Brabant en een deel van Limburg al bevrijd. In Dordrecht zaten we alleen een brede rivier verwijderd van het bevrijde Brabant. Er ontstond een trek naar het platte land om daar bij de boeren (die wel voedsel van eigen land hadden) te onderhandelen om in ruil voor kostbare zaken zoals juwelen of linnengoed wat eten te bekomen. Onze oudste zus Gusta heeft hierin een belangrijke rol gespeeld.

Zij hulde zich in het tenue van een verpleegster en ging met de veerpont naar 's Gravendeel. Ze zag er best aantrekkelijk uit en kon steeds de Duitsers die deze veerpont beheerden er van overtuigen dat ze zieke mensen moest gaan helpen. In werkelijkheid zocht ze de boeren op die nog wel wat voedsel wilden geven voor wat lakens of zoiets, dat weet ik niet meer precies. Hoe ze steeds kans zag ook weer met haar "buit" terug te komen is me nog een raadsel. Wel weet ik nog wel dat ze regelmatig thuis kwam met iets waarmee we met z'n allen net in leven konden blijven. Ik zie nog voor me dat de schamele portie werd klaargemaakt op een speciaal kacheltje dat veel warmte gaf met een klein beetje brandstof (meestal hout).

Nadat de pan waarin het aanwezige voedsel was klaargemaakt leeg was had één van mijn broers de beurt om de pan verder uit te likken en de andere broer mocht dan de lepel. Het zal duidelijk zijn dat we niet dik waren in deze, voor ons beroerdste periode van de oorlog. Maar we waren niet de enige met honger want er stierven op het laatst van de oorlog toch vele mensen van honger en uitputting. Via bemoeienis van de kerk waren er acties op touw gezet dat kinderen tot een bepaalde leeftijd maaltijden kregen aangeboden van boeren op het eiland van Dordrecht. Zo mochten mijn zus Julia (14 jaar) en ik (bijna 11 jaar) iedere dag (behalve zondag) naar boer Lips. Hij had zijn bedrijf in de Sionspolder in Dubbeldam. Dit was voor ons een vol uur lopen en een uur terug natuurlijk. We hadden dan thuisgekomen weer honger, maar we hadden in elk geval gegeten en er werd uiteraard op ons bezuinigd met hetgeen er thuis te eten was. Onderweg naar deze boer liepen we om de kortste weg te kiezen een groot deel langs de spoorlijn Dordecht- Gorinchem.

Er kwamen toen toch al lang geen treinen meer langs. Wel stonden er langs deze baan nog telegraafpalen. Deze palen droegen een groot aantal kabels, die bij wat wind een laag gierend geluid veroorzaakten. Mijn zus Julia bestierf het dan van de angst omdat ze dacht dat dit laagvliegende vliegtuigen waren. En zo moest ik vaak mijn oudere zus troosten en gerust stellen. Als we op zaterdag bij deze boer gegeten hadden kregen we een lunchpakket mee voor de zondag. Dit lunchpakket werd bij thuiskomst direct verslonden door de hongerlijders thuis. Uiteraard was er wel 'ns ruzie over het eerlijk verdelen van het aanwezige voedsel, waarbij ik vermoed dat mijn ouders het minimum voor zichzelf namen om de kinderen zoveel mogelijk in leven te houden.

Dit was werkelijk een gruwelijke periode en dit had niet veel langer moeten duren.

Ook de brandstof was een probleem. Er werden rustig in de straten bomen omgehakt om deze thuis in de kachel voor warmte of om op te koken te gebruiken. Ook herinner ik me nog dat ik met m'n broer Tom (die van de riem) mee ging om bij de boeren te gaan schooien. Ik zie hem een zwarte koffer die voor de stofzuiger was bestemd meenemen. Bij de boer werd die gevuld met suikerbieten en hij zette de koffer op zijn sterke schouders en hij zette de koffer weer neer toen we thuis waren. De afstand zal zeker wel 5 of meer kilometers geweest zijn.

Ook heeft diezelfde Tom, die toen zestien jaar was, op de fiets een reis gemaakt naar Zeist om bij een farmaceutische fabriek medicijnen te halen voor mijn vader, die ernstig aan astma leed. Er was nergens anders aan medicijnen te komen.

 

 

13 De bevrijding en de eerste jaren na de oorlog

 

Ondanks de vele slachtoffers, die door honger of andere ellende het einde niet hebben gehaald, kwam de bevrijding net op tijd. Dit gold ook voor ons gezin. Uiteindelijk zijn we er allemaal vrijwel zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Hierbij bedenk ik me wel dat het overlijden van mijn vader in 1946 door de oorlog is bespoedigd.

De bevrijding was voor de meeste mensen een feest, ook al was er in veel gezinnen weinig rede voor feest. Bovendien had niemand het geld om te feesten. Het was natuurlijk een uitgelaten stemming met al die rood wit blauwe vlaggen, die tot dan toe streng waren verboden. De bevrijders zoals de Canadezen en de Engelsen verrasten ons op chocola en ook op sigaretten. Als we nu de "feestende" massa zouden zien dan zouden we zeggen, wat een uitgelaten stel armoedzaaiers. Maar het bracht toch voor iedereen het einde van de oorlog en daar was lang naar verlangd.

Natuurlijk waren er kort na de oorlog ook nog negatieve dingen. Zo werden de mensen die bij de NSB waren en onze landverraders genoemd werden door particulieren hard aangepakt. In feite was dit een taak voor de overheid, maar daar hadden de mensen die wraak wilden nemen niet het geduld voor. Bovendien was die overheid noch niet in functie. Ook meisjes die met Duitse soldaten hadden gevrijd werden niet ontzien. Ze werden vaak in het openbaar kaal geschoren. Er was bij velen een ingehouden woede die nu werd uitgeleefd.

De jaren die volgden waren jaren van wederopbouw. Er was enorm veel vernield in Nederland. Zo waren bijna alle grote bruggen, zoals bij Arnhem, Moerdijk, Rotterdam over de grote rivieren, verwoest.

Zelf was ik tien jaar na de oorlog (!) werkzaam bij een groot bedrijf, die nog steeds bezig was de bruggen te repareren en maken. Ook de steden Rotterdam, Arnhem en veel andere steden hadden te lijden gehad van het oorlogsgeweld en er was dus een hoop werk om alles weer te maken. De eerste tijd kwam de voedsel en brandstofvoorziening weer langzaam op gang en de bevolking was dus niet direct verlost van de armoede. Maar we waren allemaal vol energie om ons zwaar gehavende land weer op te bouwen.

Wat onze generatie uit de oorlogsjaren heeft geleerd is dat we alles wat we hebben niet als normaal beschouwen. En een minstens zo belangrijk aspect is dat we mensen die niet net eender zijn als wijzelf moeten respecteren.

 

 ---------------------------------------